Op het verkeerde been door mijn beperking

29 juni 2019

In mei 2013 schreef ik dit blog voor SW-Journaal. Helaas is de site uit de lucht of misschien is er iets anders aan de hand met SW-Journaal. Geen idee. In elk geval: omdat de materie nog altijd actueel is, het blog nu ook op m’n eigen site 🙂

 

Op het verkeerde been door mijn beperking

Een paar jaar geleden ontmoette ik tijdens een symposium van het UWV een kennis van me. Hij was op dat moment arbeidsdeskundige in opleiding bij het UWV en ook Wajong-gerechtigd. We maakten een praatje en er kwam een collega van hem bij staan. Hij vertelde haar dat we elkaar kenden van een eerdere activiteit in het kader van de Wajong in relatie tot participatie. Nadat we ons aan elkaar voorgesteld hadden, ging hij even koffie halen. Ons gesprekje had de interesse van zijn collega – ook arbeidsdeskundige in opleiding – gewekt. En toen ontstond de volgende dialoog.

“Ik hoorde jullie net praten over die Wajong-activiteit,” begon ze. “Dus jij zit ook in de Wajong?”
“Dat klopt. Al vanaf m’n achttiende zit ik in de Wajong,” antwoordde ik, benieuwd naar haar vervolgvraag.
“Dus je hebt ook een beperking?”
“Ja inderdaad, ik heb zeer zeker een beperking!”
“Aha. En… mag ik misschien vragen wat je beperking is?” Het was duidelijk dat ze na de theoretische presentaties van de ochtendsessie behoefte had aan een praktijkcasus. Ik ben altijd van harte bereid om m’n ervaringen te delen, zo ook nu. En tegelijkertijd hoopte ik dat ik haar met dit gesprek aan het denken zou kunnen zetten.
“Ja hoor, dat mag. Ik heb overigens wel meerdere beperkingen. Zo ben ik soms wat naïef. En ik kan ook slecht ‘nee’ zeggen, waardoor ik soms te veel doe. Maar m’n grootste beperking is, denk ik, dat ik nogal chaotisch kan zijn. Dat ik soms aan nogal wat dingen tegelijk denk, zeg maar.”
“Tjonge…” Ze leefde mee, zoveel was duidelijk. “En is bekend welke aandoening het is? Is het gediagnosticeerd?”
“Nee, het is niet gediagnosticeerd. Het is gewoon zoals het is. Ik ben gewoon soms nogal chaotisch. Of misschien beter gezegd, ‘wat warrig’, zei iemand onlangs eens.”
“Is dat niet lastig in het werk?”
“Jazeker, dat is soms echt een grote arbeidsbeperking! Als ik aan te veel dingen tegelijk denk, dan wordt het wel eens te druk in m’n hoofd. Dan ben ik ergens mee bezig en dan denk ik opeens ‘Oh ja, dat moet ook nog!’ en dan verlies ik soms even het overzicht.”
Ze stelde vast: “Je hebt behoefte aan structuur.”
“Dat klopt, dat is zo. Ik heb echt behoefte aan structuur.”
“En wie zorgt er dan voor die structuur?” ging ze geïnteresseerd verder, want ze wilde deze mogelijkheid om te kunnen leren van een praktijkvoorbeeld tot de laatste bodem uitnutten.
“Dat doe ik zelf.”
“Hé?!” vroeg ze verbaasd, “Heb je daar geen begeleiding bij? Iemand die je daarbij helpt vanuit het UWV of een coach?” Ze kon niet geloven dat ik voor deze arbeidsbeperking geen begeleiding of ondersteuning kreeg.
“Nee,” verzekerde ik. “Ik zorg zelf dat ik genoeg structuur op m’n werk en in m’n leven heb. En ja, soms gaat dat wel eens niet helemaal goed, maar meestal kan ik mezelf hierbij heel goed redden.”
“Tjonge… Echt heel bijzonder dat je je met deze arbeidsbeperking helemaal zelf kunt redden. Dat lijkt me niet makkelijk. En daarom zit je dus in de Wajong?”
“Nee, ik zit in de Wajong omdat ik een spierziekte heb.”

Op dat moment keek ze alsof ze het in Keulen hoorde donderen.

Toen we het prettige gesprek daarna voortzetten, heb ik uitgelegd wat ik met m’n antwoorden bedoel. Globaal zijn dat twee dingen:
1) Mijn spierziekte is voor mij geen levens- of arbeidsbeperking. Als een werkgever mij de mogelijkheid geeft om ongeveer 25 uur per week te kunnen werken, is mijn spierziekte geen beperking. En op fysiek gebied is het wel een beperking, maar omdat ik hierop kan anticiperen is het geen levensbeperking. Ik zie m’n spierziekte dus ook niet als een negatief iets, een ‘stoornis’ of een ‘afwijking’, zoals er helaas nog wel vaak naar wordt gekeken door andere mensen, maar als iets positiefs en als iets dat bij me hoort.
2) Elk mens heeft beperkingen! Er is geen mens dat onbeperkt is. Mijn beperking is dat ik soms wat chaotisch of warrig ben. Die warrigheid is overigens geen ‘stoornis’ of ‘aandoening’, iets wat ‘medisch vastgesteld moet worden’ of iets wat ‘gediagnosticeerd moet worden’: ik ben gewoon wat warriger dan anderen. Punt. Zoals er ook mensen zijn die drukker zijn dan anderen, minder intelligent zijn dan anderen, creatiever zijn dan anderen, arroganter zijn dan anderen, technischer zijn dan anderen, egoïstischer zijn dan anderen, liever zijn dan anderen, zakelijker zijn dan anderen, et cetera. Dit kunnen allemaal beperkingen op gebied van werk en leven zijn – maar dat hoeft niet – terwijl deze beperkingen niet ‘gediagnosticeerd’ zijn. Sterker nog, in de ene situatie kan iets een beperking zijn terwijl in de andere situatie dat juist een meerwaarde of kracht kan zijn. Helaas blijven we ons focussen op zogenaamde beperkingen, in plaats van op kracht, capaciteiten en de meerwaarde. We denken nog teveel in “Elk voordeel heeft z’n nadeel” in plaats van in “Elk nadeel heeft z’n voordeel”.

We hebben in dit land nogal de neiging om elke ‘afwijking’ en elke ‘beperking’ te moeten stempelen. Niet alleen leidt dit tot ‘diagnosticering’: als je een ‘beperking’ hebt in de ogen van velen, dan moet deze per sé gestempeld worden. Of anders gezegd: je mag/kan niet gewoon ergens minder goed in zijn zonder apart stempel. Stel je voor dat jouw beperking geen stempel heeft! Maar ook leidt dit ertoe dat er een illusie gecreëerd wordt dat er ook mensen zonder beperking zouden zijn en dat de ‘grote meerderheid’ als absolute norm wordt gehanteerd. Alles wat niet overeenkomt met die ‘gewone’ norm wordt daardoor gezien als negatieve afwijking, in plaats van kenmerk van diversiteit.

Vaak wordt gezegd dat we een diverse en inclusieve samenleving willen zijn. Als dat ons streven is, dan moet het weer gewoon worden dat niet iedereen alles even goed kan en dat mensen verschillend zijn. Een verschil ten opzichte van ‘de norm’ is niet alleen een kenmerk van diversiteit; vaak kan dit verschil in bepaalde situaties juist een meerwaarde of een positief aspect zijn. Iets wat andere mensen aanzet om out-of-the-box te denken en te kijken. En die andere kijk, die is volgens mij hard nodig om te komen tot de benodigde transformatie naar een nieuwe tijd: een tijd waarin verschil er weer mag zijn, en een tijd waarin diversiteit gekoesterd wordt. We moeten veranderen. In ons denken en ons in leven. Om mensen met én zonder handicap weer in staat te stellen om te groeien en te bloeien. Want als je doet wat je altijd al deed, dan krijg je wat je altijd al kreeg.

Interview in Intermediair over m’n loopbaan en m’n visie op inclusief denken en behandelen van mensen

14 december 2014

Dit voorjaar ben ik geïnterviewd door Intermediair, over mensen met een handicap op de arbeidsmarkt en over mijn leven tot nu toe. Mijn schoolperiode en verdere opleiding, mijn Wajong-status, mijn afstudeeronderzoek, mijn topsportcarrière en mijn loopbaan komen aan bod.

Ook ga ik – vermoedelijk tot grote woede van een paar anonieme, waarschijnlijk extreem-linkse, lieden (zie ook mijn naschrift onder http://www.nicoblok.nl/waarom-een-herbeoordeling-van-de-mensen-in-de-wajong-goed-is/) – in op de hokjesgeest rondom mensen met en zonder Wajong-status en dat door dat hokjesdenken, dat ‘gewajonger’, helaas een deel van de mensen niet de aandacht en ondersteuning krijgt die zij nodig heeft. Bijvoorbeeld mensen met een handicap in de bijstand, in het bijzonder nuggers (niet-uitkeringsgerechtigden), blijven onderbelicht in de publieke opinie en hebben minder kans op werk doordat zij niet in aanmerking komen voor ‘Wajong-vacatures’. Ook mensen met een handicap in de WW, die na afloop van hun WW-tijd in de bijstand terecht kunnen komen, krijgen nog te weinig aandacht in de publieke opinie. Dat terwijl zij ook een grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen hebben, vooral bij een korte WW-tijd (in verband met een kort arbeidsverleden) en zeker als hun WW-tijd daadwerkelijk afgelopen is en ze daarna onder het bijstandsregime vallen.

Mijn droom is dat we ooit minder of zelfs helemaal niet meer denken in hokjes, maar in mensen. Niet (alleen maar) in beperkingen, maar (ook en vooral) in mogelijkheden. Zónder stempels. Nogmaals: ik pleit er niet voor dat mensen met een Wajong-status minder ondersteuning en begeleiding krijgen – integendeel! – maar ik pleit ervoor dat elk mens de ondersteuning en begeleiding krijgt die hij of zij nodig heeft om te kunnen werken naar zijn of haar mogelijkheden. Ongeacht onder welke regeling diegene valt. En inderdaad, en ook nogmaals: ik pleit er ook voor dat mensen die gedeeltelijk of volledig arbeidsgeschikt zijn (en niet in bijvoorbeeld de WW of WIA zitten) ook een gelijkwaardige uitkering ontvangen.

Het is niet sociaal om mensen met een gelijkwaardige afstand tot de arbeidsmarkt op basis van een stempel ongelijkwaardig te behandelen. In een inclusieve en sociale samenleving verdienen mensen met een vergelijkbare afstand tot de arbeidsmarkt ook vergelijkbare aandacht, ondersteuning en begeleiding. Niet het hokje hoort voorop te staan, maar de mens.

Het is naar mijn mening een heel mooi interview geworden! Geïnteresseerd? Het hele interview staat op http://www.intermediair.nl/weekblad/20140424/#10 .

 

P.S. mocht u als werkgever werk hebben voor mensen met een handicap of afstand tot de arbeidsmarkt, neemt u dan gerust contact met me op. Als u wilt, denk ik graag mee en/of deel ik uw aanbod via Twitter en/of LinkedIn (dit alles doe ik kosteloos). Ik zal niet het hele arbeidsmarktprobleem kunnen oplossen, maar ik doe mijn best om mijn steentje bij te dragen.

Op naar een inclusieve arbeidsmarkt!

 

Waarom een herbeoordeling van de mensen in de Wajong goed is

23 april 2014

Vorige maand ben ik geïnterviewd door MUG Magazine. Helaas is het interview daarna door MUG onder een verkeerde titel (“Onderscheid bijstand en Wajong asociaal”) gepubliceerd in hun magazine en op hun site, met daarbij de onjuiste vermelding dat ik geen Wajonger meer zou zijn. Helaas kan een publicatie in een papieren uitgave uiteraard niet gewijzigd worden. Ook helaas is het artikel daarna een paar weken onvindbaar geweest op de site van MUG. Daarom voor de kristalheldere volledigheid alsnog het interview vóór de laatste bewerkingen van de eindredactie, met daarbij een passendere titel.

 

In februari wijdde Mug Magazine aandacht aan het kabinetsplan om Wajongers massaal te herkeuren. Daarbij lieten we ook drie Wajongers aan het woord. Voor Nico Blok (32), ook Wajonger, was dat aanleiding om in de pen te klimmen, want hij heeft weinig op met Wajongers die vinden dat ze alleen vanwege hun handicap recht hebben op een uitkering. Na wat heen en weer mailen besloten we hem op te zoeken in zijn woonplaats Utrecht.

Nico Blok wordt  geboren met een onbekende spierziekte. De doktoren zeggen dat hij nooit zal kunnen lopen. Zijn ouders trekken hun eigen plan, gaan met hem oefenen en op zijn derde kan hij lopen. En in 2008  wint hij als tafeltennisser brons op de Paralympische Spelen.
In 2008 studeert Nico ook als econoom af op de Wajong. Hij adviseert onder andere om Wajongers opnieuw te beoordelen. En wie arbeidsgeschikt wordt verklaard, krijgt een iets lagere uitkering. Zes jaar later stelt het kabinet min of meer hetzelfde voor. Wie arbeidsgeschikt wordt verklaard blijft weliswaar in de Wajong, maar de uitkering gaat naar hetzelfde niveau als een persoon – met of zonder handicap – in de bijstand krijgt:  70% van het minimumloon.

Terecht, vindt Nico. “Sommige partijen noemen dat een strafkorting, maar een oudere schoonmaker die zijn baan kwijtraakt en na een paar maanden WW in de bijstand belandt, krijgt toch ook geen hogere uitkering? Terwijl ouderen ook minder kansen hebben op de arbeidsmarkt? Waarom zou een arbeidsgeschikte Wajonger dan wèl recht hebben op een hogere uitkering?”

En zo heeft hij meer voorbeelden. “Iemand van 22 jaar die tijdens zijn studie een handicap oploopt, komt in de Wajong, terwijl een kansarmere schoolverlater van dezelfde leeftijd in de bijstand belandt. We geven het geld dus niet aan iemand die dat het meeste nodig heeft, maar aan iemand die toevallig op het ‘juiste’ moment zijn handicap opdeed.  Ik noem dat hokjesdenken.
Ook 30% van de bijstandsgerechtigden heeft een handicap. Zij krijgen echter nauwelijks media-aandacht, zijn kansloos voor ‘Wajong-vacatures’ en krijgen een lagere uitkering. Sommige mensen noemen dit onderscheid in behandeling tussen Wajongers en deze bijstandsgerechtigden heel sociaal, maar ik kan hier niets sociaals aan ontdekken.”

Maar het gaat Nico vooral om de beeldvorming. Die moet ècht veranderen. “In de oude Wajongregeling, die van 1998 tot 2010 duurde, was 98% van de Wajongers volledig arbeidsongeschikt. In de nieuwe Wajongregeling vanaf 2010 wordt meer gekeken naar wat mensen wèl kunnen; van deze ‘nieuwe’ Wajongers is maar 13% volledig arbeidsongeschikt.”
Dat is beter voor de beeldvorming en de daarmee samenhangende kansen op werk, vindt Nico. “Welke werkgever neemt in hemelsnaam iemand aan die volledig arbeidsongeschikt is? Maar sommige Wajongers willen hélemaal geen gedeeltelijke uitkering, die houden vast aan een volledige uitkering, met het stempel ‘volledig arbeidsongeschikt’. Als je dat zèlf al vindt, waarom zouden anderen dan positiever naar je kijken?”

Nico vindt het dan ook opmerkelijk dat veel Wajongers aan de ene kant zeggen dat ze goed kunnen werken en dus een baan willen, maar vervolgens, als het ze niet lukt om werk te vinden, een uitkering willen behouden voor volledige arbeidsongeschiktheid. “Dan zend je twee verschillende signalen uit. Enerzijds zeg je: ik kan werken, geef mij werk. Maar anderzijds zeg je dat je wilt vasthouden aan een volledige uitkering, en ook niet herkeurd wil worden. Voor mij staat dat haaks op elkaar.”
Op de vraag of hij de hoge eisen die hij aan zichzelf stelt (topsport, studie en een goede baan bij Economische Zaken) ook aan andere Wajongers stelt, antwoordt hij ontkennend. “Het gaat mij erom dat iedereen zich inzet naar zijn of haar eigen arbeidsmogelijkheden. En als je ondersteuning en begeleiding nodig hebt om te kunnen werken, dan moet je deze natuurlijk kunnen krijgen. Maar dat betekent toch niet dat je volledig arbeidsongeschikt bent? Het herbeoordelen van Wajongers naar arbeidsmogelijkheden is nodig voor een betere beeldvorming, zowel bij werkgevers als bij Wajongers zelf. Dat zei ik zes jaar geleden, ook toen ik zelf als Wajonger werkzoekend was, en dat zeg ik nog steeds.
Uiteraard zijn er mensen in de Wajong die ècht niet kunnen werken. Zij hebben  recht op een volledige Wajong-uitkering en hoeven ook niet te solliciteren. En ja, een groot deel van de Wajongers heeft altijd in dat systeem gezeten. Of je hen nog zaken als een vermogens- of een partnertoets moet opleggen, is misschien teveel van het goede. Maar waarom kun je Wajongers die arbeidsmogelijkheden hebben, niet verplichten om in ieder geval te solliciteren of aan reïntegratie te werken? Dat moeten veel bijstandsgerechtigden met een handicap toch ook?”

Op gebied van beeldvorming is volgens Nico nog een wereld te winnen. “Als media aandacht aan de Wajong besteden, zie je vaak een jongere in een rolstoel. Maar de helft van de Wajongers is niet jong, en 75% van hen heeft geen fysieke beperking. Dat beeld klopt dus niet.”
Ook is een goede beeldvorming van belang voor het stimuleren van werkgevers om Wajongers aan te nemen. “Natuurlijk  hebben mensen in de Wajong beperkingen, maar wie heeft er geen beperkingen? Het gaat nog te vaak alleen maar over de randvoorwaarden, over zaken als loonkostensubsidie en jobcoaching.  Over werk en mensen met een handicap als werknemers gaat het nog te weinig. Als ik een schoenenfabriek heb, wil ik mensen die schoenen kunnen maken. Dan hoef ik niet te weten wat ze allemaal niet kunnen.”

 

=============================================

Naschrift:

Inmiddels hebben via Twitter twee Wajongers laten weten dat ze het niet eens zijn met mijn mening. Dat mag natuurlijk. Eén Wajonger deed dat keurig in een respectvolle discussie. De andere Wajonger deed dat minder keurig, met woorden als ‘walgelijk artikel’ zonder inhoudelijke argumenten, en anoniem (alleen een foto, geen naam of traceerbare gegevens). Dat is erg laf en triest lekker makkelijk, want dan kun je namelijk digitaal alles veilig roeptoeteren. In het niet-digitale leven kun je er dan immers nooit op aangesproken worden, want niemand weet wie jij bent. Maar wel zielig en laf natuurlijk. Daarbij stelde hij vooral veel aanvallende vragen naar mij toe over mijn eigen persoonlijke situatie. Dat mag, ik vind het geen enkel probleem om die te beantwoorden, maar het is veelzeggend dat hij geen één seconde inging op zijn eigen situatie en op de vraag of hijzelf ook wat meer verantwoordelijkheid zou kunnen nemen. Voor mij duidelijk: een extreem-links figuur met de in die kringen gebruikelijke betonnen oogkleppen voor, waar geen op feiten gebaseerde discussie mee te beginnen is.

Zoals al eerder gezegd heb ik deze mening niet opeens en sinds kort, maar al sinds 2008, naar aanleiding van de resultaten van m’n afstudeeronderzoek in dat jaar (zie vooral pagina 63 t/m 66). Dus ook in de periode dat ik zelf nog als ‘volledig arbeidsongeschikte’ Wajonger te boek stond en geen werk had. Overigens heb niet alleen ik deze mening, maar ook vele anderen in Nederland. Soms wordt dan via LinkedIn of Twitter gereageerd door anonieme figuren die zich wel herkenbaar als Wajonger profileren (op grond van hun nickname of hun berichten): dat dit ‘asociaal’ is en dat ‘je er niets van snapt’. Dat tezamen met hun eeuwige beroep op ‘verworven rechten’ is het dan wel zo ongeveer wat betreft hun argumentatie… Kijk, zo ken ik dergelijke dogmatische communistische / extreem-linkse figuren weer. Geen enkele zelfkritiek willen of kunnen opbrengen, welnee, stevig vasthouden aan de hoogst mogelijke uitkering! Claimen, die zogenaamde ‘verworven’ rechten! Ook al zijn die gebaseerd op een achterhaald systeem, wat nu gelukkig ook steeds meer mensen beginnen in te zien. Altijd je eigen situatie en je eigen ideologie als norm stellen en dat als ‘de waarheid’ willen doordrukken, en als andere mensen een andere mening hebben, dat wegzetten als ‘asociaal’ en roepen dat diegene er niets van snapt. Dat is lekker makkelijk, want woorden als ‘er niets van snappen’ en vooral ‘(a)sociaal’ doen het altijd goed en kunnen immers door iedereen gekaapt gebruikt worden. Dat mag: er is in dit land gelukkig vrijheid van meningsuiting, en dat is een heel, heel groot goed. Maar ik als Wajonger vind iets anders asociaal: ik vind het asociaal als dergelijke Wajongers kennelijk niet rekening willen houden met mensen met – of zonder – handicap in de bijstand en alleen maar aan hun eigen (Wajong-)situatie willen denken. Immers, niet alleen Wajongers hebben het lastig in deze tijden, maar ook heel veel niet-Wajongers. In mijn ogen is een ongelijke behandeling van mensen met een vergelijkbare of soms zelfs dezelfde afstand tot de arbeidsmarkt niet sociaal, zoals ik al zei in dit interview. Niet alleen zit ik zelf al sinds 1998 in de Wajong, maar ben ik afgestudeerd op de Wajong, heb ik bij vakbonden en belangenbehartigers bestuurs- en vrijwilligerswerk op gebied van de Wajong gedaan, en heb ik gewerkt bij een kenniscentrum op gebied van mensen met een handicap. Ik kan dus in elk geval zeggen dat mijn mening op niet alleen ervaringen, maar ook ruimschoots op feiten en kennis gebaseerd is. Dit in tegenstelling tot de reacties van dergelijke personen, die vooral op onderbuikgevoelens (b)lijken te berusten.

Eigenlijk zeg ik als Wajonger in dit interview globaal twee dingen: 1) Mensen moeten behandeld worden naar hun mogelijkheden, en niet naar in welk hokje (Wajong, bijstand, of welke regeling dan ook) ze zitten. Kortom: we moeten weer naar de mens gaan kijken in plaats van naar het hokje, waarbij iedereen die ondersteuning of hulp nodig heeft, dit moet kunnen krijgen. 2) Mensen die echt niet kunnen werken, verdienen een solide uitkering voor volledige arbeidsongeschiktheid. Ik heb nooit anders beweerd. Maar de mensen die wel (deels, volledig, met of zonder ondersteuning, met of zonder begeleiding) kunnen werken, dienen zichzelf ook te profileren als (gedeeltelijk) arbeidsgeschikt en niet als volledig arbeidsongeschikt, en ja, dat betekent dus een uitkering voor (gedeeltelijke) arbeidsgeschiktheid. Inderdaad: ik roep mensen die kunnen werken op om zichzelf te profileren als mensen die (deels of volledig) arbeidsgeschikt zijn en zich naar hun mogelijkheden in (proberen) te zetten, op welke manier dan ook. Als dat als asociaal wordt gezien…
Zoals gezegd zijn er gelukkig ook Wajongers die wel respectvol kunnen reageren. Inderdaad zijn dat mensen die niet anoniem door het leven gaan. Dat zegt voldoende.

Naast deze twee Wajongers hebben ook drie niet-Wajongers gereageerd. Eén ex-Wajonger die al een tijd vergeefs naar werk zoekt. Eén dame met diverse handicaps die al jaren in de bijstand zit en volledig afgekeurd is voor werk. En één deskundige die dagelijks met arbeidsbemiddeling en deze doelgroepen te maken heeft. Deze drie personen waren zeer positief over het interview. Deze personen waren het dan ook volledig eens met mijn mening dat het onderscheid tussen behandeling van mensen in de Wajong en mensen met een handicap in de bijstand niet sociaal is, omdat door dit onderscheid mensen met een handicap in de bijstand veel minder kans op de nodige ondersteuning en aandacht hebben en daardoor ook minder kans op werk. Er wordt nu nog te veel in hokjes gedacht. Iedereen die extra ondersteuning en aandacht nodig heeft, moet dat kunnen krijgen: zowel Wajongers als niet-Wajongers.

 

Disability Pride, 6 oktober

29 september 2013

De eerste Disability Pride is aanstaande! Zondag 6 oktober, in Arnhem.  Meer informatie is te vinden op http://www.disabilitypride.nl/

Thema: “… en zo gewoon is anders zijn.”

Waarom? Er is absoluut niets mis met het hebben van een handicap en dat willen we graag uitdragen. De beeldvorming over mensen met een handicap is nog vaak zielig, kneuzig, bekrompen en paternalistisch, of mensen met een handicap worden nog vaak neergezet als lui, profiteurs en aanstellers.

Voorbeeld?
Prima.

“Wat leuk dat ze een baantje voor je gecreëerd hebben!” hoorde Fem Korsten regelmatig toen ze als leidinggevende bij een supermarkt werkte. De supermarkt moest ook vaak aan klanten uitleggen dat het niet gemeen was om zo’n meisje te laten werken terwijl ze het recht had thuis te zitten met een uitkering. Het meisje wilde zelf graag werken. Fem Korsten is een zelfstandige, intelligente en succesvolle vrouw. En ze zit in een rolstoel.

Nog een voorbeeld?

Lang werd Gijs Horvers gepest en zowel onderschat als overschat in relaties, opleiding en werk. Toen hij op zijn 30ste de diagnose autisme kreeg zei zijn omgeving dat hij geen autisme kon hebben, want hij was intelligent. De wetenschap gaf hem juist een opsomming van alles wat hij niet zou kunnen met zijn diagnose. Gijs weigert zich daarbij neer te leggen en werkt nu succesvol als trainer/coach. Maar hij loopt nog regelmatig tegen onbegrip op. Onlangs ging hij naar een dokter en hij vroeg bij binnenkomst om duidelijkheid over het onderzoek vanwege zijn autisme. Vervolgens keek de arts hem strak aan, nam een pauze en zei overdreven hard en articulerend: “Zo, dus jij hebt autisme?”

Beide voorbeelden zijn afkomstig uit het artikel op http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/22999_ik_kom_uit_de_kast_op_de_eerste_nederlandse_disability_pride/ .

Deze ervaringen zijn voor mij heel herkenbaar. Ik merk dat redelijk wat mensen die me niet kennen (daarmee bedoel ik: mensen die ik incidenteel tegenkom in het dagelijks leven, dus mensen buiten m’n werk, familie, vrienden, sport, et cetera om) ook over mij in vooroordelen en stigma’s denken. Omdat ik heel dun ben en ik wat anders praat dan anderen (want ook praten kost mij meer kracht), denken deze mensen vaak dat ik daarom ook niet intelligent ben, niet zelfstandig kan wonen en niet werk of niet kan werken. Of dat ik te weinig eet, anorexia heb of drugs gebruik. Ik merk dat door de wijze waarop ze met me praten en/of naar me kijken. Jazeker, dat gebeurt nog steeds in dit ‘tolerante’ en ‘ruimdenkende’ spruitjeslandje. Vaak komt dit door onwetendheid van mensen, zo merk ik, maar soms ook door gezapigheid en luiheid (niet eerst even twintig seconden willen nadenken) van mensen. En helaas ook redelijk vaak door een bekrompen en domme manier van denken van mensen, dat de persoon in kwestie zichzelf natuurlijk ongelofelijk normaal vindt en dat deze persoon iedereen die anders is dan hij/zij niet normaal vindt (een denkmanier als in “Ik houd van blauw, jij houdt van geel, dan ben jij raar en gek en niet goed, want jij bent niet ik, en mijn smaak is de juiste want ik ben fantastisch”. Zoiets, denk maar.). Overigens, als deze mensen daadwerkelijk met me aan de praat raken, dan beseffen gelukkig de meesten van hen dat datgene wat ze dachten niet klopt, maar het is treurig dat daarvoor toch ‘interventie’ van mijn kant nodig is.

Naast deze praktijkvoorbeelden is er ook nog een wereld te winnen wat betreft beeldvorming bij de overheid, beleidsmakers, vakbonden en werkgeversorganisaties en andere belangenbehartigers, en andere mensen/organisaties die invloed hebben op de mensen die het aangaat, zoals bijvoorbeeld te lezen is op  http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wia/wga-uitkering-voor-gedeeltelijk-arbeidsongeschikten. Leest u even mee?

Titel: WGA-uitkering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Eerste zin: “De WGA is bedoeld voor werknemers die gedeeltelijk of tijdelijk arbeidsongeschikt zijn.”
Maar waar is WGA ook al weer de afkorting van? Juist: “WGA staat voor Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.”

Ik had ook diverse voorbeelden op sites van vakbonden of het UWV kunnen plaatsen. De strekking is: zo wordt er nog vaak over mensen met een handicap geschreven, zij zijn niet (deels) geschikt, maar vooral (deels) ongeschikt. Waarom blijft de samenleving (in dit geval de overheid) deze mensen in de WGA, die per definitie deels kunnen werken (want mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn en zeer waarschijnlijk nooit meer kunnen werken, komen per definitie niet in de WGA, maar in de IVA), neerzetten als gedeeltelijk arbeidsongeschikten? En niet als gedeeltelijk arbeidsgeschikten? Zoals het in de wet zelf staat? Het is ook nog eens makkelijker: het scheelt twee letters en daarmee één lettergreep!
Antwoord: omdat mensen met een handicap nog vooral gezien worden als mensen die iets niet kunnen, in plaats van als mensen die iets wel kunnen.

Maar dat wilden ‘we als samenleving’ toch zo graag? Dat staat toch in het Regeerakkoord? Daar hebben politici, bestuurders, overheidsvertegenwoordigers, belangenbehartigers en wetenschappers toch zo vaak hun mond vol van? “Kijken naar wat iemand wel kan”?
Dat klopt, maar dat doen ‘we als samenleving’ dus nog onvoldoende. Niet alleen op de site hierboven, maar ook in alle politieke partijprogramma’s, in interviews in de media, in gesprekken op straat, en in advertenties. Want hoe vaak ziet u in reclames mensen met een handicap? Inderdaad… En als dat al gebeurt, dan zijn het bijna altijd reclames over zorg, ziektes, goede doelen, collectes en doodgaan, en natuurlijk bijna nooit over mode, sport, muziek, werk, cultuur, of carrière op andere gebieden. Stel je voor zeg, dat kán toch niet? Helaas is woord- en beeldgebruik over mensen met een handicap nog steeds te beperkt en te beperkend.

Er moet nog veel gebeuren op gebied van beeldvorming. Niet door alleen maar halleluja-verhalen te laten zien en horen, want niet iedereen heeft voldoende mogelijkheden om zichzelf te kunnen redden, en sommige mensen hebben altijd een vangnet nodig. Dus niet zeggen: “Fijn, positieve verhalen! Nou, dan is er helemaal geen ondersteuning meer nodig, voor niemand, zoekt u het maar lekker zelf uit.” Dat is een te ver doorgeschoten vertaling van ‘positiviteit’ en ‘zelfredzaamheid’. Maar ook niet zoals het nu nog te vaak gaat: door mensen met een handicap neer te zetten als mensen met een ‘gebrek’, ‘beperkten’, ‘gehandicapten’ of andere onzijdige dingen. Of mensen met een handicap als groep ‘ongeschikten’ te bestempelen.
Hoe dan wel? Een positieve, maar tegelijkertijd realistische beeldvorming is nodig. Veel mensen met een handicap hebben meer mogelijkheden dan vaak gedacht wordt. Ook al heeft een deel van hen daarbij wel ondersteuning nodig; het betekent niet dat zij ‘ongeschikt’ zijn, of dat daardoor per definitie maar weinig mogelijkheden hebben. De nadruk ligt nog te veel op de eventuele ondersteuningsbehoefte van de persoon, in plaats van op de capaciteiten en de mogelijkheden die iemand heeft (juist door die ondersteuning). Ofwel: op het mens-zijn van de persoon, met alle beperkingen en alle mogelijkheden. En ja, mensen met een handicap hebben hierin zelf ook een verantwoordelijkheid om beeldvorming over mensen met een handicap te veranderen. Dat doe je niet alleen vanachter je computer, maar ook door jezelf te laten zien en jezelf te laten horen.

Daarom dus deze Disability Pride.

Ik weeg zo’n 40 kilogram, en jij (waarschijnlijk) niet, en zo gewoon is anders zijn. Iedereen is uniek, iedereen is anders, en iedereen is anders op een andere manier.

Mijn beperking is dat ik warrig ben

29 mei 2013

Vandaag, tijdens een bijeenkomst in het kader van inclusieve arbeidsmarkt en ‘anders denken’ over mensen met een handicap en werk, kwam een onlangs door mij geschreven blog ter sprake. Een paar mensen zeiden direct te gaan koekeloeren op m’n site. Om deze mensen door te verwijzen, een kort schrijfsel met de links waar dit blog van me gepubliceerd is:
* http://www.sw-journaal.nl/blog/algemeen/uit-de-praktijk/van-binnen-naar-buiten-met-je-talent/2013-05-15#.UaZs-b7CQkI
* http://wijreddenonswel.nl/op-het-verkeerde-been-door-mijn-beperking/
* http://www.reelle.nl/blog_detail.php?nav=11

Over een tijdje weer een nieuw blog ergens. Over het hoe & waarom dat ik vrijwillig m’n Wajong-uitkering ingeleverd heb. En dat ik tóch wel van het UWV vakantiegeld overgemaakt gekregen heb (dat ik ook weer terugstort).

Lieve Christel, rust zacht

20 januari 2013

Vol ongeloof, verbijstering, maar vooral vol verdriet heb ik vandaag vernomen dat 18 januari jl. Christel Mantel is overleden op bijna 40-jarige leeftijd.

Christel was een warme, lieve en positieve vrouw. Altijd geinteresseerd in andere mensen en vol positieve levenslust. Hulpvaardig waar het kon en empowerend waar het moest. Christel is een belangrijk luisterend oor en sparringpartner geweest bij onder andere m’n eerste orientaties richting werk (stages) in 2007. Ook daarna hebben we met enige (on)regelmaat over vele zaken – al of niet gerelateerd aan werk – van gedachten gewisseld en fijne, soms filosofische, gesprekken gehad.

Ze schreef veel en vaak. Diverse blogs en ook een boek: “De invloed van gedachten – Inspirerende verhalen van een vrouw met een spierziekte.”

Ondanks en dankzij haar spierziekte was en is ze een inspirerend mens voor velen.

 

 

“De grootste beperking in het leven is het denken, niet mijn handicap.”

Christel Mantel

 

 

Je blijft een inspirator van velen. Wij zullen je nooit vergeten.

Rust zacht, lieve Christel…

“De Paralympics zijn meer van mij dan van u!”

12 september 2012

Of: hoe de Paralympische Spelen misbruikt worden in het politieke debat

 

Op woensdag 12 september zijn (alweer) de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Momenteel voeren alle partijen lustig campagne en proberen ze zo positief mogelijk in de spotlights te komen. De media biedt daartoe ruime mogelijkheden. Zo wordt elke avond van 3 september tot de verkiezingen het programma ‘1 Voor de Verkiezingen’ uitgezonden, waarin diverse politici hun standpunten verwoorden en met elkaar in debat gaan. In de uitzending van maandag 3 september zaten de lijsttrekkers van de VVD en de SP tegenover elkaar: Mark Rutte en Emile Roemer. Aangezien zij de lijsttrekkers zijn van twee van de drie partijen die in de huidige peilingen het grootst zijn, was dit een debat met een grote lading.

De  laatste jaren lijkt het politieke debat al lang niet meer om lange termijnvisie en inhoudelijke diepte te gaan. Het zijn de korte termijnbelangen en de oneliners die het debat domineren. De korte termijnbelangen omdat we nú moeten bezuinigen. En de oneliners omdat niet de inhoud van de standpunten bepalend zijn, maar of het wel of niet lekker in het gehoor (lees: de onderbuik) ligt. De winnaar wordt in steeds grotere mate bepaald door de hoeveelheid applaus die ten gehore klinkt na de boodschap. Dat resulteert naar mijn mening steeds meer in het denken als “Het maakt niet uit wat onze grote leider zegt: als we maar hard genoeg klappen, dan lijkt het alsof hij (of zij, wat overigens nog niet zo vaak voorkomt) iets heel goeds gezegd heeft.” Dus het devies aan de achterban is dan ook: gewoon zo hard mogelijk klappen nadat ons opperhoofd zijn ‘punt’ gemaakt heeft. Het lijkt een beetje op het verkeersregels in Mexico-Stad, met name voor de autobestuurders: degene die het hardst toetert, die heeft voorrang. Of die automobilist ook écht voorrang had? Dat is niet van belang. Brutalen hebben de halve wereld, denk maar. Dat leidde tot een vermeende klapwedstrijd tussen aan de ene kant, achter Roemer (“In the left corner, wearing the red tie!”),  Het Rode Legioen en aan de andere kant, achter Rutte (“In the right corner, wearing the blue tie!”), Liberaal United. Nogmaals, het devies was, zo leek het, “Als het maar enigszins lijkt op een punt, zo hard mogelijk klappen.” Het gaat om het scoren, met zaken die tot de verbeelding spreken en die de (onderbuik)gevoelens van mensen beroeren.

En zo kon het dat er in dat debat iets gebeurde wat nooit zou mogen gebeuren: (top)sport werd als middel ingezet om een politiek debat te winnen. Tijdens het debat op die maandagavond 3 september werd door het duo Knevel & Van den Brink aan eerst Roemer en daarna Rutte gevraagd wat hun politieke idealen zijn en waarom zij in de politiek zitten. Roemer gaf een antwoord vanuit zijn persoonlijke beleving. En wat deed Rutte? Op een uitgekookte manier zette Rutte de Paralympics – en dan vooral de gouden medaillewinnaars – in als middel. Als middel om te scoren en als manier om het debat te winnen. Rutte antwoordde als volgt: “Laat mensen talenten zoeken en ga mensen niet afschrijven. Kijk naar wat mensen wél kunnen. Ik heb net twee gouden medaillewinnaars gebeld van de Paralympics. Fantastisch resultaat! Als deze mensen hadden gekeken naar wat ze niet konden, dan hadden ze dit nooit gedaan. Ze zijn allebei topsporters. Dat is wat in Nederland aan potentie zit.”

 

Naar mijn mening is dit antwoord van Rutte verwerpelijk en een oneerlijke wijze om een debat (proberen) te winnen.

In de eerste plaats gebruikt Rutte (de twee gouden medaillewinnaars van) de Paralympics als argumentatie voor zijn beleid om “vooral te kijken naar wat mensen wél kunnen”. Aangezien deze twee gouden medaillewinnaars al topsporters waren ver vóór het beleid van Rutte, is het dus in de verste verte niet aan Rutte, nog aan zijn beleid, te danken dat deze twee Paralympiërs goud gewonnen hebben. Daarnaast hebben hun sportprestaties geen enkele inhoudelijke relatie met beleidsonderwerpen zoals de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid.

Voorts neemt Rutte topsporters als ‘maat der dingen’. Dat terwijl topsport heel moeilijk is en daarom slechts voorbestemd is aan een zeer klein deel van alle mensen. Met andere woorden: topsport is niet maat der dingen en kan en mag daarmee dus niet gebruikt worden als voorbeeld van een politiek ideaal of politiek beleid wat op (een deel van) de gehele bevolking van toepassing is. Dat zou zijn net alsof je zegt: “Waarom is niet iedereen topsporter? Waarom doet niet iedereen mee aan de Olympische of Paralympische Spelen?” Omdat dat heel moeilijk is en alleen de besten ter wereld aan de Olympische of Paralympische Spelen meedoen. Omdat het anders geen topsport zou zijn. Omdat topsport niet voor iedereen weggelegd is. Omdat niet iedereen het lichaam of de geest heeft om topsporter te worden. Dáárom.

Maar bovenal is het gebruik van de Paralympische gouden medailles van Nederland verwerpelijk, omdat Rutte dit voorbeeld gebruikt in een rechtstreeks politiek debat. Een debat dat impact heeft op de kiezers. Rutte gebruikt – of zoals ik dat zie, misbruikt – deze Paralympiers en hun prestaties als middel om dit debat naar zich toe te trekken en om kiezers te winnen. Niet alleen door nogmaals zijn premierbonus te gebruiken (“Ik heb vandaag deze twee gouden medaillewinnaars gebeld om…” – als premier natuurlijk). Maar vooral door het noemen van de Paralympics en de twee gouden medailles als voorbeeld voor zijn ideaal en voor zijn beleid doet Rutte alsof hij meer bijgedragen heeft aan deze prachtige resultaten dan Roemer. Of dan welke andere politicus of politica dan ook. Alsof Rutte meer waardering heeft dan Roemer voor hen. Alsof deze gouden medailles meer bij Rutte horen dan bij Roemer. Alsof Roemer niet waardering voor hen zou hebben. Alsof Roemer niet vindt dat het topsporters zijn. Door het ‘claimen’ van de Paralympische Spelen, hun medailles en hun topsporters, als ‘voorbeeld hoe het wel moet’, misbruikt Rutte deze mensen en deze prestaties. Door er een politieke lading aan te geven, die er niet hoort te zijn.

 

Des te erger is het dat dit gebruik / misbruik van deze Paralympiers en hun medailles op donderdag 6 september tijdens het Erasmus verkiezingsdebat nog maar eens herhaald werd door Rutte. Overigens is het opmerkelijk dat geen van Ruttes tegenstanders de tegenwoordigheid van geest had om tegen Rutte te zeggen: “Meneer Rutte, het claimen van de Paralympische Spelen is een oneerlijke argumentatie. Ik vind deze mensen óók topsporters. En ik heb óók groot respect voor hun prestaties. En deze Paralympische resultaten zijn evenveel van ons en van alle burgers, als van u en uw partij.” Maar dat terzijde. Het gebruik / misbruik van de Paralympics en hun winnaars tijdens het Erasmus-debat op 6 september is nóg erger, omdat Rutte in dit debat een rechtstreekse link legt tussen de Paralympics enerzijds en zijn visie op arbeidsmarktbeleid en sociaal zekerheidsbeleid anderzijds. Niet alleen misbruikt Rutte in dit debat wederom de Paralympische Spelen en de gewonnen medailles door deze te ‘claimen’ en deze te gebruiken als ‘debatstof’ in een politiek debat wat niet over (top)sport ging, maar vooral door deze te benoemen als ‘voorbeeld’ van het “kijken naar wat wel kan in plaats van mensen afschrijven” en dit te extrapoleren naar zijn visie op arbeidsmarktbeleid en sociaal zekerheidsbeleid. Dit is nog erger, omdat die directe link tussen arbeidsmarkt en (top)sport – zoals Rutte zo goedkoop deze doet voorstellen – er niet is. Topsport en arbeidsmarkt hebben wel een aantal overeenkomsten, maar zijn toch echt twee totaal verschillende (beleids)onderwerpen. En succesvol zijn in de topsport betekent absoluut niet dat je ook succesvol bent op de arbeidsmarkt, getuige onder andere documentaires van een aantal jaren geleden over gestopte topsporters (zonder handicap overigens) die door geen enkele werkgever werden aangenomen. Vanwege het gebrek aan een goed CV: “Ja, wel vijftien jaar succesvol wielrenner geweest, maar ja, daar heb ik geen hol aan als werkgever… Ik heb geen fietsbedrijf!” Met andere woorden, niet alleen maskeert Rutte de complexe werkelijkheid op de arbeidsmarkt door (de gouden medailles van) de Paralympics te gebruiken als ‘voorbeeld hoe het wel moet’ wat betreft arbeidsmarkt- en sociaal zekerheidsbeleid: bovenal gebruikt/misbruikt Rutte de unieke topprestaties van de Paralympische sporters als argumentatie  in een debat waarin het gaat over arbeidsmarkt en sociale zekerheid, en waarin het niet gaat over (top)sport.

 

Vooropgesteld: het is fantastisch dat onze premier zo nadrukkelijk zegt dat de Paralympische Spelen topsport zijn. Fantastisch! Alleen, doe dat in een interview, doe dat in een gesprek onder vrienden, doe dat thuis, doe dat op uw sportvereniging, of doe dat waar dan ook. Maar doe dat niet in een debat, en al helemaal niet als argument dat gebruikt wordt om een debat te winnen! Topsport en politiek dienen te allen tijde gescheiden te blijven. Een politicus en een groot debater als Mark Rutte zou dat moeten weten. Bij de Olympische en Paralympische Spelen gaat het immers niet om politiek, maar om de sport en de Olympische gedachte. Die mogen niet geclaimd worden door welke politieke partij dan ook.

 

Nico Blok
Drievoudig deelnemer aan de Paralympische Spelen (2000, 2004, 2008)
Bronzen medaille enkelspel tafeltennis Paralympische Spelen Beijing 2008

Dit blog is eerder gepubliceerd op:

tafeltennisclinics op twee basisscholen en aan de grachten van Amsterdam

6 mei 2012

Al weer een tijdje geleden dat ik de digitale pen ter hand genomen heb – althans op m’n eigen site – maar dat betekent niet dat m’n (recreatieve) tafeltennisgebeuren stil ligt. Afgelopen half jaar was het voornamelijk m’n werk waar alle tijd & energie in gingen zitten. In de tijd die ik vrij kon maken, heb ik op twee Utrechtse basisscholen een bezoek (= voorlichting/presentatie & clinic) gegeven. Dit doe ik altijd voor het programma ‘Utrechtse toppers bij jou op school’ van de VSU. Op basisschool De Carrousel heb ik dat in december gedaan voor een combinatiegroep 5 & 6 en op basisschool de Gertrudisschool heb ik dat in april gedaan voor twee groepen 8 (groep 8a en groep 8b). Beide bezoeken waren weer erg leuk om te doen 😀 Elke school is weer anders en geeft me ook weer een extra indruk van het basisonderwijs in Utrecht.

Tijdens mijn bezoek aan de Gertrudisschool zijn er ook foto’s gemaakt, leuk! Hieronder enkele foto’s:

 

 

Ook in januari heb ik een tafeltennisclinic gegeven. Deze activiteit vond ditmaal niet op een basisschool plaats, maar aan de Keizersgracht in Amsterdam en wel op de zolder van Club Karlsson! “Club wat?” Club Karlsson, een ‘centrum voor tegencultuur’! Ik verzin dit niet: meer hierover hier. Op deze zolder wordt door een groep van ongeveer 15 tafeltennisvrienden op de dinsdagavond een balletje geslagen, in een stemmige, creatief ingerichte soort woonkamer, met luie banken, kasten en een (goed functionerende) radio 😀

Verder heb ik in februari ook weer een demonstratie gegeven, op het jaarlijkse Sportgala in De Bilt. Wederom met m’n ‘vaste’ demo-partner Mark van Werkhoven. Mark en ik hebben bij VTV elkaar leren kennen en soms tegen elkaar getraind. Ook was Mark soms aanwezig bij de wedstrijden van m’n team in de VTV-tijd en bezocht ik soms thuiswedstrijd van team 1, waar Mark in speelde. Sinds onze eerste demonstratie – beelden zijn nog te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1170348 – geven we zo nu en dan demonstraties, op verschillende sport- en/of bedrijfsdagen. Men kan een demonstratie of clinic aanvragen, meer informatie hierover hier.

Van deze laatste twee activiteiten is ongeveer de helft van de opbrengst overgemaakt aan Spieren voor Spieren.

bezoek basisschool Marcusschool voor voorlichting en clinic tafeltennis

19 november 2011

Afgelopen woensdag heb ik wederom een basisschool bezocht in het kader van het project ‘Utrechtse toppers bij jou op school’ (http://www.sportutrecht.nl/content/tpl_general.asp?pid=3136&cid=4 ). In dit project bezoeken (oud-)topsporters een Utrechtse basisschool en geven ze eerst een voorlichting / presentatie over gezonde voeding, voldoende bewegen en hun topsportcarrière. Daarna geeft de topsporter een clinic waarbij de kinderen tegen hem/haar kunnen sporten en ervaren wat zijn/haar sport is.

De school die ik afelopen woensdag bezocht heb, was de Marcusschool in de wijk Overvecht in Utrecht. De groep waar ik m’n praatje en clinic heb gegeven, was groep 7 waar ongeveer 27/28 kinderen in zaten. Dit was een heel diverse groep met kinderen van veel verschillende culturen. Een drukke, maar erg gezellige en enthousiaste groep! Na het gedeelte over gezonde voeding en voldoende bewegen begon ik over m’n topsporttijd: “Als iemand van jullie vragen heeft, dan kan iedereen die op elk moment stellen.” Hup! Meteen dik 20 vingers de lucht in 😀 Leuk! De kinderen hadden heel veel vragen en het was meteen interactief. Veel vragen over mijn tijd op school (basisschool en middelbare school), over tafeltennis en over mijn spierziekte. Maar ook vragen over welke tegenstanders ik had, wie m’n tegenstander in de wedstrijd om het Paralympisch brons was, wat mijn top 3 van beste wedstrijden was, wat mijn slechtste wedstrijd was, in welke landen ik allemaal geweest ben, of ik prinses Maxima gezien heb, of ik ook in Utrecht woon, of mijn vrienden ook een handicap hebben, of ik nog andere sporten gedaan heb, hoe mensen op mijn handicap reageren, hoeveel medailles en bekers ik gewonnen heb, wat ik in mijn vrije tijd doe, etcetera. Ook heb ik nog wat filmpjes laten zien: van een trainingssessie met de Chinese trainer als voorbereiding op de Paralympische Spelen in Beijing 2008 en van de wedstrijd om de bronzen medaille op de Paralympische Spelen in Beijing 2008.
Na deze filmpjes hebben we nog getafeltennist. Er was geen echte tafeltennistafel voorradig, maar met twee grote tafels in de klas en een netje van mijn tafeltennisvereniging (http://www.otio-bunnik.nl) was het toch prima mogelijk om alle kinderen een paar ballen met me te laten tafeltennissen. Ik vond het opvallend om te zien dat veel kinderen al een beetje een leuke forehand-slag hadden en de bal lang en goed op tafel konden houden! Waarschijnlijk hebben velen van hen het al vaker gedaan.
Daarna was het half 1 en was de schooldag afgelopen.

Wellicht dat deze kinderen door het bezoek gestimuleerd worden om te gaan (of blijven) sporten. Het was in elk geval een erg gezellige klas!

 

Door ‘U in de wijk’ (Overvecht) is er een filmpje gemaakt van dit scholenbezoek 🙂 Dit is te bekijken via de volgende link: http://www.uindewijk.nl/overvecht/artikel/1372

Interview Mission on Wheels

29 oktober 2011

‘Je mag er zijn, met al je mogelijkheden en al je beperkingen.’

Mijn naam is Nico Blok en ik ben voormalig Paralympisch tafeltennisser. Bij mijn geboorte werd al snel een onbekende spierziekte geconstateerd. Volgens ‘de medici’ zou ik nooit kunnen lopen en waarschijnlijk ook niet kunnen praten. Mede door dit ‘anders zijn’ dacht men dat ik ook niet slim zou worden. Het liep anders, en het lukte me zelfs om topsporter te worden. Op de Paralympische Spelen in China in 2008 won ik een bronzen medaille in de singles, in m’n laatste wedstrijd uit m’n topsportcarrière. Daarna ben ik onder andere bij Pauw & Witteman geweest en won ik in 2009 de Kleuren Award, een award van Eenheid Is Kracht voor de kleurrijkste bekende Nederlander. Tijdens de uitreiking hiervan ontmoette ik Jesse Jackson. Dat vond ik erg bijzonder!
Momenteel werk ik als projectleider bij Kennis- en InnovatieCentrum CrossOver, waar ik me bezighoud met arbeidsparticipatie van jongeren met een handicap en de inrichting van de (toekomstige) arbeidsmarkt, en de hiervoor benodigde cultuuromslag. Ook ben ik onder andere ambassadeur van stichting Spieren Voor Spieren en van de Week van de Chronisch Zieken 2011, “Jong en je wilt…” en ben ik blogger voor Hoe?Zo! Communicatie. Tot slot geef ik op aanvraag tafeltennisclinics en voorlichting op (basis)scholen en op dagen (bedrijfsdagen en sportdagen).

Kernvragen:

1 Wat is jouw levensmotto?
Ik heb er eigenlijk drie:
• Als je iets wilt en je gelooft in jezelf, dan kun je het bereiken.
• Je mag er zijn, met al je mogelijkheden en al je beperkingen.
• Ik hoop dat ik in mijn hart altijd een stukje kind blijf.

2 Door welke mensen wordt jij geïnspireerd?
Als mens ben ik onder andere erg geïnspireerd door Mahatma Gandhi. Als sporter ben ik dat onder andere door Bettine Vriesekoop (een voorloper op gebied van vrouwentopsport).
Globaal gezegd word ik vooral geïnspireerd door mensen die durven te roeien tegen de stroom. En door mensen die niet meegaan in de huidige trend van de maakbare samenleving tot de laatste snik, lege ‘carrière building’, consumentisme, de ‘ik-B.V.’ en platte korte-termijn-winst, maar mensen die onder de aandacht durven te brengen dat we ons meer moeten richten op andere, diepere en mijns inziens waardevollere zaken. Dat elk mens telt, omgang met elkaar, duurzaamheid, verder kijken over jaren heen, en letterlijk “samen leven”. Niet over mensen heen beslissen, bepalen en regeren, maar met en door mensen gezamenlijk. Niet alleen om polarisatie tegen te gaan, en om tolerant te blijven jegens diegenen die niet mee kunnen in het huidige circus en haar hectiek, maar ook omdat we maar één wereld hebben en we deze zo goed mogelijk moeten doorgeven aan de generaties na ons. Ik vind dat dit ontzettend onderbelicht blijft en dat er nagenoeg alleen oog is voor ‘succes’ en ‘productiviteit’. Waar gaat het nou echt om in het leven? Als je van mensen die hele lege plastic riedel en de ‘status’ eraf haalt, dan houd je de echte mens over.

3 Hoe inspireer jij mensen?
Ha! Wat een vraag zeg. Op gebied van sport en ‘leven’ probeer ik mensen te beïnvloeden door mijn positivisme en door mijn dwarsheid, een stukje ‘schuren’ zeg maar: ik zeg echt, en dat meen ik serieus, dat ik trots ben op mijn handicap. Dat snapt natuurlijk niemand. Een handicap is toch een negatief iets? Wat een bullshit! Natuurlijk heeft m’n handicap mindere kanten, maar veel meer positieve kanten! Mijn handicap heeft mijn persoonlijkheid beïnvloed, mij gemaakt tot wie ik ben omdat het onderdeel is van mijn ‘zijn’, heeft mij richting tafeltennis gebracht en daardoor ook richting topsport. De weg naar topsport is een weg van nagenoeg één-en-al toevalligheid geweest! Zonder mijn handicap was ik waarschijnlijk een leuke recreatieve tennisser geweest, maar geen topsporter. En daarmee ook nooit een ‘voorbeeld’!
Op gebied van een ‘cultuuromslag’ over werk, participatie, en vooral het denken over mensen met een handicap benadruk ik dat iedereen beperkingen heeft. In onze machistische samenleving denken we helaas dat mensen met een handicap meer beperkingen hebben dan mensen zonder handicap. ‘We’ blijven ‘ze’ maar ‘gehandicapten’ noemen. Dingen. Geen mensen. Je hebt mannentoiletten, vrouwentoiletten en ‘gehandicaptentoiletten’, denk maar. Ik probeer mensen voortdurend een spiegel voor te houden: is het wel zo logisch dat we zo denken? Wat is ‘normaal’ eigenlijk? Ben jij zo normaal? Denk jij dat je geen beperking hebt? We hebben allemaal talenten en vaardigheden. Iedereen heeft beperkingen en ook mogelijkheden, om mee te kunnen doen. ‘Anders zijn’ zou niet gezien moeten worden als ‘minder’: ‘anders zijn’ is goed! We zijn allemaal anders! En we hebben elkaar allemaal nodig.

4 Waartoe wil jij mensen inspireren?
Ik hoop dat als ik er niet meer ben, dat mensen dan ‘gewoner’ denken over mensen met een handicap. Of beter nog: dat mensen met een handicap ‘gewoon’ zijn en de samenleving inclusiever geworden is. Geen rare regelingen meer die mensen per definitie wegzetten als ‘anders’. Minder kinderen met een handicap die volgens ‘het systeem’ per definitie naar ‘speciaal onderwijs’ moeten. Dat we niet alleen maar blijven lullen van “niet denken in beperkingen maar in mogelijkheden en blablabla”, maar dat we dat ook echt DOEN! En dat begint al op dag 1, als kinderen geboren worden.

5 Wat wil je nog in je leven bereiken of doen?
Poeh, eigenlijk nog heel veel, maar ik kan altijd erg moeilijk kiezen. Ik zit momenteel in een fase dat ik aan het overdenken ben of ik wil gaan promoveren. Een aantal mensen hebben gezegd dat dit goed bij mij past. Nu (augustus) heb ik een maand vakantie en zal ik eens rustig gaan nadenken hierover, vooral over de opstartfase.
Het lijkt me ook heel leuk als ik een soort van eigen bedrijfje-achtig iets kan opstarten in het verzorgen van demonstraties en clinics van tafeltennis en het geven van voorlichting over mijn spierziekte. Nu doe ik dit slechts op aanvraag en ben ik mezelf nog niet heel erg aan het ‘aanbieden’, maar dit lijkt me wel heel leuk. Omdat ik op deze manier hopelijk kinderen en volwassenen kan stimuleren om ‘anders’ te denken en ‘anders’ te handelen.